Tellen

Bij onze ‘hofleverancier’ koop ik 42 doosjes kleurpotloden. Om overzicht te houden heb ik ze in vier stapels van tien en twee losse op de kassaband gelegd.

Als ik aan de beurt ben kijkt het kassameisje naar de potloden, dan naar mij en dan weer naar de potloden. “Het zijn er 42,” zeg ik gedienstig, “vier stapels van tien en twee losse.” Kassameisje zegt: “Ik moet ze tellen.” Ik zeg dat als ze één stapel telt en de stapels vergelijkt ze in één keer klaar is. “Nee, ik moet ze allemaal tellen,” zegt kassameisje. Na tellen, en een keer vértellen, zegt ze aarzelend: “42?” Dat zei ik!

Controle is goed, logisch verkort tellen is beter!